Bij het ontwerpen van steden is steeds meer aandacht voor klimaatadaptatie. Hierdoor kunnen de gevolgen van de klimaatverandering voor deze gebieden beperkt worden gehouden.
Afwatering
De laatste jaren wordt steeds vaker rekening gehouden met weersextremen. Bijvoorbeeld dat neerslag die eens in de honderd jaar voorkomt, niet tot schade mag leiden. Stresstesten laten zien dat veel stedelijk gebied in de huidige situatie niet voldoet aan dit uitgangspunt, zelfs ook zonder dat rekening is gehouden met toekomstige klimaatverandering. Een veelgebruikt ontwerpuitgangspunt voor afwatering is dat een bui van 20 mm/u verwerkt moet kunnen worden zonder water op straat. Dit komt overeen met een neerslagsituatie die statistisch gezien eens in de twee jaar voorkomt.
Droogte
Naast het beperken van wateroverlast is er toenemende aandacht voor het voorkomen van verdroging. Dit uit zich bijvoorbeeld in een ontwerpuitgangspunt om grondwaterneutraal te bouwen. Dit betekent dat er geen negatieve effecten mogen zijn op wegen, riolering, groen en funderingen in stedelijk gebied als gevolg van nieuwe bouwwerken.
Aanscherping van uitgangspunten
Op basis van de KNMI klimaatscenario’s voor 2050 dienen ontwerpuitgangspunten verder te worden aangescherpt. Dit betekent voor wateroverlast, dat neerslag van 63-75 mm per uur (wat eens in de 100 jaar voorkomt) zonder schade moet kunnen worden verwerkt.
Een uitgangspunt voor hitte en droogte is dat de situatie tot 2050 niet verslechtert. Voor hitte is dan het uitgangspunt dat de verwachte toename van de gemiddelde temperatuur van 1 tot 2 °C moet worden voorkomen. En voor droogte dat de verwachte daling van de grondwaterstand van 0-25 cm zonder extra schade moet worden opgevangen.
Principes en inrichtingsmaatregelen
In Nederland krijgt een drietapsstrategie de voorkeur bij de aanpassing van het stedelijk gebied: vasthouden, bergen en afvoeren. Vasthouden van regenwater is nodig om het vertraagd te kunnen afvoeren en wateroverlast te voorkomen. Dit kan door het water tijdelijk bovengronds te bergen of door het in de bodem te infiltreren. Het bovengronds in goede banen leiden van het overtollige water is nodig omdat een ondergronds regenwatersysteem gebruikelijk niet berekend is op extreme neerslag. Op deze principes zijn een groot aantal inrichtingsmaateregelen ontwikkeld:
- Bovengronds bergen: meer groen in de omgeving en verlagen van groenstroken, toepassing van waterpleinen, waterlopen, wadi’s, greppels, sloten en watervijvers en grindgoten/koffers.
- Bovengronds aanpassen van het straatprofiel om water tijdelijk te bergen op straat en/of om water te geleiden naar een goede bergingsmogelijkheid zoals een wadi.
- Infiltratie in de funderingslaag onder de wegverharding via waterpasserende bestrating of via infiltratiegoten en -stroken.
- Ondergrondse maatregelen voor berging, zoals bergbezinkbassins of infiltratiekratten, en watertanks;
- Ondergrondse maatregelen voor afvoer van hemelwater, zoals het vergroten van de riolen en het aanleggen van aparte hemelwaterriolen